Boswachter en brandweerman in het klein Zweden van de polder
De rust van het groene, uitgestrekte polderlandschap en een aangenaam zonnetje missen hun effect niet. Rijdend op de Schoterweg met aan de horizon het Kuinderbos word je zowaar een beetje zen. Ontstressen in het klein Zweden van de polder. Het kan!
Harco Bergman herkent het wel en moet er stiekem weleens om glimlachen. Om de eerste reactie van een campingbezoeker bijvoorbeeld die vlak na aankomst op natuurkampeerterrein Veenkuil ontdekt dat zijn mobiel hier niet of nauwelijks werkt. “Je ziet even de stress en wat lichte paniek. Toch zijn mensen er in het algemeen snel aan gewend en vinden ze het ook wel prettig. In het Kuinderbos kom je helemaal tot rust.”
Twee passies
Harco wist al vroeg wat hij zou worden: boswachter én brandweerman. Naar voorbeeld van zijn oom. Dat het de juiste keuzes waren blijkt wel uit zijn lange staat van dienst in beide functies. Bijna twintig jaar brandweerervaring bij post Kuinre, waarvan tien als ploegleider. Zijn loopbaan als natuurbeheerder bij Staatsbosbeheer startte hij na de bosbouwtechnische school in Apeldoorn, bijna veertig jaar geleden. Twee passies en elke dag – samen met de vogels – fluitend naar het werk. En passant vertelt Harco dat hij een van de laatste boswachters is die nog woont in een echte boswachterswoning.
Bij de boswachterij hangt deze ochtend een serene rust. Ik vind Harco na een korte speurtocht in zijn kantoor aan de achterkant van de grote schuur. Meteen is duidelijk dat ook boswachters, naast het werk in de frisse buitenlucht, niet ontkomen aan administratieve taken. “Maar ik hoef het niet allemaal alleen te doen hoor. We hebben zo’n zestig vrijwilligers voor allerlei projectmatige dingen, zoals ringslangen of roofvogels monitoren. Dit gebeurt door mensen van zorggroep ’s Heerenloo, mensen met een taakstraf en stagiairs.
We krijgen het over een waarschuwingsbord dat me opviel onderweg: ‘Let op: zonnende ringslangen’, luidde de tekst. Het blijkt een idee uit de koker van Harco en het toeval wil dat er net vandaag een artikel in de Stentor staat over de ringslangen in het Kuinderbos. “Het is een van de dingen die we doen om te voorkomen dat ze omkomen in het verkeer. We experimenteren ook met ontsnappingsroutes voor jonge ringslangen op zoek naar voedsel. Helemaal voorkomen kun je het niet, maar als driehonderd slangen het loodje leggen, waarvan honderdvijftig op de Schoterweg, dan moet je iets doen.”
Altijd iets aan de hand
Het Kuinderbos is met 1200 hectare het grootste en oudste bos van de Noordoostpolder op de bodem van de voormalige Zuiderzee. Het is een derde deel van natuurgebied De Weerribben en heeft een enorme biodiversiteit. Meer dan 225.000 mensen recreëren jaarlijks in het gebied.
Het is hard werken om het bos op peil te houden. In 2007 knapten 15.000 fijnsparren als luciferhoutjes af tijdens een storm. Dat vergeet ik nooit meer. Bij stormen in latere jaren was er ook wel werk aan de winkel, maar zo erg als toen is het niet meer geweest.” Als natuurbeheerder ziet hij wat klimaatverandering doet met het bos. “Een paar graden kan al het verschil maken. We zien veel dood hout bij de lariks. Die heeft het heel zwaar. Ook hebben we last van de eikenprocessierups en nieuwe plantenziektes. Vooral het valse essenvlieskelkje dat overgewaaid is uit Oost-Europa richt veel schade aan. Sporen van het paddenstoeltje landen op de bladeren van es en doordringen de takken en stam via de bladsteel. De schimmel vermenigvuldigt zich daar in de houtvaten, die daardoor verstopt raken. De boom kan steeds minder water en voedingsstoffen naar zijn takken en bladeren vervoeren. Langzaam sterft de boom door verdroging.
Motorzaag
Dat de posten Staphorst, Zwartsluis en soms ook Rutten (Flevoland) hun motorzaagtraining bij post Kuinre volgen is vanuit deze achtergrond niet vreemd. Hier zit de expertise. Harco: “Om veilig te kunnen werken met de motorzaag moet je echt goed getraind zijn. We krijgen er allemaal steeds meer mee te maken. Een gezonde boom heeft wit zaagsel. Bij een ongezonde is dat bruin. Zet je de zaag erin, dan heb je een ander soort spanning. In een echte boom zagen is heel anders dan in een zaagcontainer. Het is nuttig om dat verschil tussen theorie en praktijk te delen met brandweercollega’s.”
In Kuinre gaat er al snel een extra zaag op de auto als er storm op komst is en zorgt de ploeg ervoor dat er eventueel een extra tractor beschikbaar is voor het opruimen van takhout. De combinatie boswachter/brandweerman is, zeker ook door de motorzaagtraining, opvallend. “Het blijft blijkbaar goed hangen. In juli werden we gealarmeerd voor de brand bij de papierfabriek in Staphorst en daar hoorde ik meteen ‘Hey boswachter!’. Dat vind ik dan wel weer leuk”, grinnikt Harco.
Prio 1 met 6 km/u
Post Kuinre bedient een groot agrarisch gebied en een deel van de Weerribben en door de geografische ligging kan de post ook gealarmeerd worden voor incidenten in Flevoland en Friesland. Soms moet worden uitgerukt met de blusboot. “We doen samen met de blusboot van Oldemarkt. Die boot haalt 60/70 kilometer per uur. Ook Giethoorn heeft één boot. Als je met Prio 1 uitrukt met de gemeenteboot ga je niet sneller dan zes kilometer per uur. Dat gaat niet zo hard, maar die boot kan wel veel spullen vervoeren.”
Gemiddeld rukt Kuinre veertig keer per jaar uit. “De pieper gaat niet wekelijks, maar als ie gaat is er wel echt wat aan de knikker”, stelt de ploegleider. “In ons gebied moet je rekening houden met andere risico’s, bijvoorbeeld explosiegevaar in kassen met chemische meststoffen en transformatorhuisjes, wietplantages in de polder, grote mestvergisters en brand op moeilijk bereikbare plekken in het waterrijk gebied door vliegvuur van riet dat wordt verbrand of door stoken. “De woningen in de Weerribben worden verwarmd met houtkachels en hebben meestal een rieten dak. Als er brand ontstaat, duurt het even voordat we er zijn. Daarom zijn rookmelders en voorlichting zo belangrijk.”
Trots op de post
Harco is trots op zijn post. “We werken al jaren met elkaar. Het zijn zestien mensen die tot op het bot gemotiveerd zijn en ervan balen als Kuinre de tweede of derde auto had kunnen zijn maar door wat voor reden dan ook niet is gealarmeerd. Ik zeg altijd: vrijwillige brandweer bestaat niet, alleen tot het moment dat je je aanstelling ondertekent. Daarna doe je niet onder voor de beroepscollega’s. Als we werven geven we daar onze eigen invulling aan en behouden zo de ‘ideale cultuur’ in onze groep. We hebben ook geen tv in onze kazerne. Daardoor praat je veel meer met elkaar na een oefening. Kassie kijken kan thuis wel weer.”