Ik was burgemeester van een spookstad
Peter Snijders is pas vijf maanden burgemeester van Zwolle als de coronacrisis uitbreekt. Als voorzitter van Veiligheidsregio IJsselland vertegenwoordigt hij deze regio in het landelijk veiligheidsberaad. Vanuit zijn werkkamer op het stadhuis in Zwolle vertelt hij zijn verhaal.
Hoe zag uw leven er in februari 2020 uit?
‘Ik zat middenin mijn introductieronde als burgemeester. Ik maakte kennis met de Zwolse wijken en omliggende dorpen en vierde carnaval in de stad. Ik dacht na over mijn opdracht, over hoe we de schaalsprong van Zwolle kunnen maken. Bij Veiligheidsregio IJsselland stelden we een nieuwe directeur aan: Arjan Mengerink. Ik keek uit naar de samenwerking met hem. Ik ben nog op wintersport geweest, naar Oostenrijk, en bij terugkomst hervatte ik mijn kennismakingsronde langs directeuren-generaal van verschillende ministeries.
Kees van der Burg, van Infrastructuur en Waterstaat, werd aan het einde van ons gesprek in Den Haag spon- taan in een crisisoverleg van het ministerieel beraad geroepen. Ik liep terug naar mijn auto en zag: hier is iets gaande. Iedereen was in opperste staat van paraatheid.’
Wat is uw taak in een crisis als deze?
‘Als voorzitter van Veiligheidsregio IJsselland ben ik de schakel tussen collega-burgemeesters en vertegenwoordig ik de regio IJsselland in het land. Al vrij snel werd ik ontboden op het ministerie voor spoedoverleg met alle vijfentwintig veiligheidsregio-voorzitters. Bruno Bruins zat er, Ferd Grapperhaus, Mark Rutte zelf. Het crisisoverleg kwam snel op gang, heel natuurlijk. Iedereen deed wat hij of zij meende te moeten doen. In een soort vloeiende beweging belandden we in GRIP 4.’
Wat nam u zichzelf voor?
‘Rust en kalmte bewaren: het hoofd koel en de voeten warm. Niet overhaast werken, want ik ben verantwoordelijk – wat ik doe en laat zien is belangrijk. Dat was niet makkelijk, want er was veel onzekerheid. Mensen belandden op ic’s en overleden, ook in mijn eigen omgeving. Uit mijn vorige gemeente Hardenberg kwam al snel het bericht dat twee mensen waren opgenomen in het ziekenhuis. Een ervan werkte bij Engie in Zwolle, dat al snel besloot om de hele afdeling thuis te laten. Ik weet nog dat ik dat best een stevige maatregel vond.’
Wat bezorgde u als eerste hoofdbrekens?
‘Op een zeker moment moest de horeca per direct sluiten. Iedereen moest alles afbreken terwijl de potten en pannen nog op het gasfornuis stonden. Dat was heftig. Bij coffeeshops ontstonden enorme rijen. Wat doen we daarmee? Zijn we rigoureus of geven we de mensen nog de kans om, eh… een zakje wiet te halen? We kozen voor
het laatste, omwille van de openbare orde en rust. Die lange rijen waren trouwens een eyeopener voor mij. Ik leerde Zwolle op een andere manier kennen.’
Is dat een bijkomstigheid? Heeft u Zwolle versneld leren kennen door de coronacrisis?
‘Integendeel. Ik ben blij dat ik nog een half jaar burgemeester ben geweest in vredestijd, om het zo te zeggen. Ik was al in veel wijken geweest, bij verzorgingstehuizen, bij ondernemers. Dat stopte allemaal. Op een gegeven moment was ik de enige in het stadhuis. Letterlijk. Ik had nog geen huis in Zwolle, maar wilde wel in de stad zijn. De kapitein moet op het schip staan, vind ik. Ik kreeg de code van de beveiliging en nam zelf eten en drinken mee. Tussen de middag liep ik een rondje door het centrum. Ik had het idee dat ik burgemeester was van een spookstad. Pijn in de buik had ik ervan. Op een zeker moment hoorde ik sirenes. Ik heb de fiets gepakt en het geluid gevolgd. Ik kwam uit bij Bakker Bart in de Diezerstraat, waar de ovens in brand stonden. Ik werd opgewacht door politie, brandweer en een aantal journalisten. Zo sprak ik nog eens iemand. Absurd hè?’
GRIP 4 was vrijwel continu van kracht. Wat betekende dat voor u?
‘Op die momenten ben ik verantwoordelijk, niet alleen voor de stad, maar voor de hele veiligheidsregio, van Deventer tot Steenwijkerland en van Kampen tot Hardenberg. Bij GRIP 4 geeft de minister rechtstreeks op- dracht aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s om te doen of te laten. Ik moet die opdrachten vervolgens laten uitvoeren door mensen van de veiligheidsregio of de politie. Een ongekende situatie. Henk Jan Meijer, mijn voorganger in Zwolle, zei: “Peter, dat is nou ook wat. Ik ben negentien jaar burgemeester geweest en heb nog nooit GRIP 4 meegemaakt. Jij hebt niet anders.”’
Wat nam u vanuit IJsselland mee naar de landelijke overleggen?
‘De gevoelens in de verschillende kernen. Ik ben veel gebeld. Het carbidschieten in Kampen was een issue. Operationeel leider Arjan (Mengerink) vond dat er een ventielgaatje in de samenleving moest zijn. Die opvat- ting deelde ik. Je kunt alles verbieden, maar waar zit de ruimte voor mensen om adem te halen? Bort Koelewijn, burgemeester van Kampen, vroeg mij de minister te adviseren om het carbidschieten over te laten aan het lokale bestuursniveau. Dat heb ik gedaan en daar werd in het veiligheidsberaad positief op gereageerd. Dat besluit stelde mij voor een nieuw dilemma, want ik zat niet te wachten op een nieuwe traditie in Zwolle. Na wikken en wegen hebben we het carbidschieten daar- om verboden. Op die momenten komen de verschillen- de petten die ik op heb tot uiting.’
Waren er meer momenten waarop de belangen van Zwolle en de belangen van de regio elkaar tegenspraken?
‘In sommige gemeenten moest er op momenten worden bijgeschakeld als het gaat over testen, voorlichting en handhaving. In Zwolle waren op dat moment nog geen grote uitschieters geweest in het aantal besmettingen. Het kwam voor dat ik te veel in de werkelijkheid zat van de veiligheidsregio. Zoiets zie je trouwens meteen in je mailbox terug. “Burgemeester, u maakt de stad kapot, er mag hier niets meer.” Daar komt bij dat ik veel tijd beschikbaar moest maken voor het voorzitterschap van de regio en daarmee een zwaar beroep moest doen op mijn college. De wethouders hebben mij op een fantastische manier ontzien. Ik ben ze veel dank verschuldigd.’
Nam u ook weleens iets mee terug uit het landelijke veiligheidsberaad waarvan u wist dat het niet goed zou vallen in de regio?
Na een korte stilte: ‘We hadden oud en nieuw gehad, de avondklok rellen in januari en toen ging het begin 2021 ook nog vriezen. In Den Haag werd gesproken over een NK marathonschaatsen op natuurijs. Mark Rutte wilde daar ruimte voor geven. Men keek naar het prachtige merengebied rondom Steenwijkerland en Zwarte- waterland. Maar wij hadden daar helemaal geen trek in. We hadden onze handen vol aan het in de benen houden van de reguliere handhaving en zorgverlening. Rob Bats, burgemeester van Steenwijkerland, stond er hetzelfde in. “Als we gaan schaatsen, dan het liefst met onze eigen inwoners”, zei hij. Ondertussen werd ik platgebeld. Door ministers, door Erben Wennemars, de KNSB kwam op de lijn. Ineens had iedereen mijn nummer. Wat ons uiteindelijk hielp waren de cijfers van Isala. Bij de laatste marathon op natuurijs in Overijssel was een schrikbarend aantal van tweehonderd men- sen opgenomen in verschillende ziekenhuizen. “Ferd,” zei ik tijdens het overleg met de ministers, “mag ik je iets laten zien?” Hij schrok enorm. Die cijfers waren de trigger om het niet te doen. Van die hectiek heeft niemand iets gemerkt. Het speelde zich allemaal achter de schermen af.’
Past het bij u, een crisis in goede banen leiden?
‘Ik heb iets met openbare orde en veiligheid. Daarom trekt het burgemeesterschap me ook. Aan de andere kant zit niemand te wachten op een crisis die het hele land en al onze inwoners in verregaande mate treft. Café-eigenaren die net waren begonnen en geen vergoedingsregeling kregen hebben huilend bij me gestaan. Het was heftig en emotioneel. Een collega als Eddy Bilder maakte zeer ingrijpende dingen mee in zijn gemeente Zwartewaterland.’
Welke impact heeft de crisis op u persoonlijk gehad?
‘Er waren veel momenten van stress. Wat mij dan hielp was rust nemen en naar buiten gaan: wandelen met de hond, een stuk mountainbiken. Die frisse lucht heb ik nodig. Een aantal keer heeft burgemeester Ron König van Deventer mij vervangen als voorzitter, zodat ik de gelegenheid kreeg om ook eens uit te staan. Een telefoon die onophoudelijk piept, dat had ik niet eerder meegemaakt.’
Heeft u uw hoofd boven water kunnen houden?
‘Ik heb corona gehad, in maart van dit jaar. Mijn vader stierf ook in die periode. Vlak voor zijn overlijden ben ik nog een tweede prik met hem gaan halen. Hij was ziek, maar wilde per sé zijn tweede vaccin. Misschien helpt het nog, dacht hij. Zelf ben ik vier weken uit de running geweest. Collega’s in andere veiligheidsregio’s is dat ook overkomen.’
Wat was een mooi moment?
‘Via via kwam mij ter ore dat een honderd jarige inwoner van Zwolle graag nog eens de burgemeester wilde ontmoeten. Ik vond: als we het veilig kunnen organiseren en die mevrouw is zich bewust van de risico’s, dan gaan we het doen. Het was waanzinnig mooi. Ze was haar hele leven schippersvrouw geweest en met haar man in Zwolle blijven hangen na hun pensionering. We hebben fijn gesproken bovenin de flat waar ze woont. Ik ben blij dat ik het heb gedaan, maar het was telkens afwegen. Je wilt het goede voorbeeld geven, voorzichtig zijn.’
Was u ermee bezig geen corona te krijgen?
‘Ik heb voor het eerst in mijn leven vitaminepillen geslikt. Ik ben gezonder gaan eten en probeer op tijd mijn rust te pakken. Ik wist dat het lang ging duren en dat ik het moest zien vol te houden. Gelukkig ben ik goed hersteld van corona. Dat heeft overigens nog wel even geduurd.’
Wat neemt u uit deze crisis mee naar de toekomst?
‘Rust en reflectie. Voor corona dachten we dat we onaantastbaar waren. Een weekend naar New York? Het kon niet gek genoeg. Dat vind ik de winst van corona. Niet alles hoeft, wees blij met dat wat je in je omgeving hebt. Materie is onbelangrijk, het gaat erom dat we bij elkaar kunnen zijn. De aanleiding is afschuwelijk, want corona is een ernstig virus. Maar als ik iets mag noemen dan is dit het. Ik herinner me de avonden waarop we met het gezin spelletjes deden aan de keukentafel. Buiten was het doodstil. Het was heerlijk. Je hebt weinig nodig om gelukkig te zijn.’