We doen het samen
Arjan Mengerink is directeur van Veiligheidsregio IJsselland en operationeel leider van de coronacrisis in IJsselland. In zowel het Regionaal Beleidsteam (RBT) als het Regionaal Operationeelteam (ROT) werkt hij nauw samen met algemeen commandant bevolkingszorg Liesbeth Kleisen. Bij de veiligheidsregio, op de kazerne in Zwolle, blikt het tweetal terug op de operatie.
Wanneer drong de ernst van de crisis tot jullie door?
Arjan Mengerink: ‘Mijn eerste overleg was eind februari 2020. De eerste besmetting was gesignaleerd en de GGD vermoedde dat het snel zou gaan. Ik was net aangesteld als directeur van Veiligheidsregio IJsselland. Ik had ze nog gewaarschuwd, want het is vaker gebeurd dat ik ergens aan de slag ging en dat er dan wat gebeurde. Ik zat nog maar een half jaar bij de politie in Enschede toen de vuurwerkramp plaatsvond.’
Liesbeth Kleisen: ‘Normaal werk ik bij Veiligheidshuis IJsselland. Ik had piketdienst als algemeen commandant bevolkingszorg en haakte aan bij de eerste overleggen. Ik ben nooit meer weggegaan. De heersende gedachte was: een paar weken en dan gaan we verder met ons normale werk. Vanaf de persconferentie waarin werd aangekondigd dat de boel op slot ging, kwam alles in een stroomversnelling.’
Arjan: ‘Tot dat moment was ik in de veronderstelling dat de ontruiming van een V1 (vliegende bom uit de Tweede Wereldoorlog) bij Deventer op 8 maart het grootste evenement van het jaar zou worden voor onze veiligheidsregio. Op 10 maart waren we die V1 praktisch al vergeten en werd de wereld corona.’
Wat werd jullie taak?
Arjan: ‘Als directeur van Veiligheidsregio IJsselland ben ik ervoor verantwoordelijk dat de trein gaat rijden en dat de IJssellandse belangen in het land vertegenwoordigd worden. Daarbij ligt de focus op zieke mensen, op mensen die het gevaar lopen te overlijden. De volksgezondheid staat op nummer één.’
Liesbeth: ‘Ik onderhoud het contact met de elf gemeenten. Als een soort sluis: de beslissingen die we met het RBT en het ROT nemen, vertaal ik naar gemeenten en andersom breng ik de vragen die lokaal leven terug naar de vergaderingen en zorg dat daar oplossingen voor komen.’
Arjan: ‘In de week na de ontruiming van die V1 zaten we bij elkaar en besloten we dat het crisis was. Dat betekende dat corona vanaf dat moment voor alles ging.’
Wat komt er dan op gang?
Arjan: ‘Allereerst: informatiemanagement optuigen. Je moet weten waar het over gaat, hoe het met de besmettingen is gesteld en welke en hoeveel beschermingsmiddelen we tot onze beschikking hebben. We richtten meteen een telefooncentrale in voor mensen met vragen. Om maar eens een paar zaken te noemen.’ Liesbeth: ‘Voor iedere kolom bedachten we scenario’s. Stel: de helft van de brandweermensen krijgt corona, kunnen we dan nog branden blussen? Al snel zijn we, met de beelden uit Italië op ons netvlies, aan de slag gegaan met het ophogen van de mortuariumcapaciteit. En natuurlijk met de vertaling van noodverordeningen naar werkbare richtlijnen en kaders, veel juridisch handwerk.’ Arjan: ‘Om orde in de chaos te scheppen vormden we werkgroepen voor de thema’s cultuur, sport, horeca, handhaving en evenementen. De voorzitters van die werkgroepen staan in contact met Liesbeth. Het is een manier om deskundigen aan het werk te zetten, wij weten niet alles.’
Er kwam veel op jullie af. Wat deden jullie nog meer om een werkbare situatie te creëren?
Arjan: ‘Dit team bestaat uit mensen die geoefend zijn in crisissituaties, we weten wat er op ons afkomt. We zijn ook allemaal mensen die houden van dingen doen, aan de slag gaan. Ik vind, en ik hoop dat dat gelukt is, dat het team een plek moet zijn waar je kan luchten en lachen. Niet zelden beginnen we vergaderingen met een rondje voetbal. Ik ben Twente-supporter, Liesbeth is voor Heracles en Go Ahead en PEC waren eveneens vertegenwoordigd aan tafel. Je kunt je er iets bij voorstellen. Ik heb gezocht naar humor.’
Liesbeth: ‘Het team stond onder enorme druk, maar de verhoudingen zijn goed. Er is weinig gedoe. Nou ja, er is heel veel gedoe, maar niet onderling.’
Arjan: ‘Met de kennis van nu zeg ik: we hebben geluk gehad met het team, maar zoiets ontstaat ook omdat iedereen mee wil doen. We kunnen hard lachen en daarna bloedserieus zijn.’
Liesbeth: ‘Op een gegeven moment bespraken we met elf burgemeesters of je nou wel of niet een porta potti mocht legen in het toiletgebouw op de camping. In wat voor film zitten we, dacht ik bij mezelf? Soms was het gewoon geestig.’
Hoeveel ruimte was er om een eigen koers te varen?
Arjan: ‘Je moet het zo zien: de minister geeft aanwijzingen en daar moet Peter (Snijders, voorzitter van Veiligheidsregio IJsselland) zich aan houden. Maar de richtlijnen zijn omschreven in taal. Daar zit dus ruimte. Ben je rekkelijk of precies? Maximaal dertig mensen op een begrafenis is vrij precies, maar mag je bij een overlijden buiten een opstelling maken met mensen op anderhalve meter zodat meer mensen de kans krijgen om afscheid te nemen van een overledene? Dat hebben we toegestaan in de regio IJsselland.’
Liesbeth: ‘Ik wil een groot compliment maken aan de juristen die zich over alle noodverordeningen hebben gebogen. Ze hebben meegedacht over wat hier wel en niet werkt en snappen hoe de wereld in elkaar zit. Die menselijke maat is van belang. Een uitvaart kun je maar één keer doen.’
Hoe reageerden collega’s uit andere regio’s op jullie aanpak?
Arjan: ‘Dat we soms afweken werd gezien. Maar wij waren niet de enige. Voor het land is het soms lastig, dat begrijp ik wel. Als bv Nederland moet je samen optrekken, anders werkt het niet. Daarom hebben we de uitzonderingen ook niet aan de grote klok gehangen. Na verloop van tijd werd de afstemming met omliggende regio’s beter, zodat je geen situaties kreeg waarin de ene campinghouder op een regiogrens zijn campinggasten wel toestond om een porta potti te legen, en een campinghouder vijf kilometer verderop – in een andere regio – niet. Het carbidschieten is ook een mooi voorbeeld. Daarbij hebben we geprobeerd om de landelijke aanpak te beïnvloeden, met succes. Choose your battles is ook hier van toepassing.’
Waar lagen jullie wakker van?
Arjan: ‘De volgestroomde ic’s. “Waar gaat het heen?” Die vraag leefde erg in de beginperiode, maar nu ook. Er zit een grens aan de ic-capaciteit. Er worden scenario’s gemaakt, waaronder doemscenario’s. En als je daar dan in terecht komt…’
Liesbeth: ‘Op een gegeven moment praatten we over koelcellen, omdat er een tekort aan plekken dreigde te ontstaan om overledenen te bewaren. Als je dat tot je door laat dringen… In zulke periodes word je vroeg wakker en denk je meteen: ik moet dat nog doen en hier nog aan denken.’
En toch, jullie komen rustig over. Beheerst.
Arjan: ‘Dat hebben we inderdaad gemeen. Er heeft eerder al een soort natuurlijke selectie plaatsgevonden. Mensen die werken bij een veiligheidsregio kunnen dit. Daarbij: wij kunnen iets dóén. Ik heb bij de politie gewerkt. Als je na een ernstige aanrijding de straat aanveegt is dat wat anders. Er zijn echt wel dingen die indruk maken, maar je stroopt je mouwen op.’
Liesbeth: ‘Meewerken aan het bestrijden van deze crisis geeft eerder voldoening dan dat ik er wakker van lig. En het helpt dat we elkaar goed kunnen vinden.’
Arjan: ‘Ik heb een pragmatische houding ervaren bij velen. Dat zullen de Friezen en Rotterdammers ook zeggen, maar voor de collega’s in IJsselland geldt het zeker.’ Liesbeth: ‘We deden en doen het samen. Het maakt niet uit of je van de grootste of de kleinste gemeente bent, iedereen heeft inbreng. Burgemeesters hebben dat volgens mij gewaardeerd.’ Arjan: ‘De kunst is om het met elkaar vol te houden. Op een gegeven moment kan ook een crisis routine worden, maar gewoon is het natuurlijk nooit.’
Weten jullie nog wanneer dat zo was?
Arjan: ‘In de zomer van 2020. De besmettingen liepen terug. We bereidden ons voor op de overdracht naar gemeenten. We hebben het im griff, dachten we.’ Liesbeth: ‘Inmiddels zijn we gestopt dat te zeggen, want iedere keer komt er weer iets nieuws. Ondanks het feit dat het virus steeds weer oplaaide hadden we vrij snel het gevoel dat de organisatie stond. Dinsdag een persconferentie, noodverordeningen, donderdag de nieuwe maatregelen van kracht: we konden het riedeltje wel dromen.’
Wat hebben jullie als moeilijk ervaren?
Stilte.
Liesbeth: ‘We moeten nu iets zeggen, Arjan.’
Arjan: ‘Carbid was een ding, vanwege de verschillen binnen de regio. Net als de rellen die begonnen in Eindhoven en zich verspreidden over het land. Ik weet nog dat ik dacht: als dit echt zijn beslag krijgt, gaan we tekort komen bij de politie. Dan kunnen er gekke dingen gebeuren.’ Liesbeth: ‘Het zijn de momenten waarop je niet weet wat je te wachten staat. Beleidsmatig vond ik het moeilijk uit te leggen waarom sommige theaters open mochten en anderen niet.’
Wat doen jullie om tegenwicht te geven aan de vele overuren?
Liesbeth: ‘Ik vond het fijn dat ik in de periode waarin thuiswerken de norm was, af en toe vanuit mijn woonplaats Wierden naar Zwolle mocht. Het werd bijna een voorrecht. In mijn privéleven viel er, zoals bij iedereen, veel weg. Normaal sta ik op zaterdagen langs het voetbalveld, dat was niet meer. Misschien dat ik het om die reden ook niet als een stressvolle tijd heb ervaren, er was tijd genoeg. Sporten ben ik altijd blijven doen. Als het lukte om de vrijdagochtend vrij te houden liep ik hard met een vriendin.’
Arjan: ‘Ik belde Liesbeth wel eens als ze ergens liep. Dan vertelde ze welk rondje ze rende. “Man, dat vind ik op de fiets nog ver”, zei ik dan.’ Liesbeth: ‘Sporten werkt voor mij. Soms zei mijn man: “Ik denk dat je even moet gaan lopen.” Dan wist ik genoeg.’
Arjan: ‘Bij ons heeft de hond overuren gemaakt. En ik ben tijdens de coronacrisis opa geworden. Daar hoef je niet veel voor te doen, maar het is een fijne afleiding. Ik herken wat Liesbeth zegt, de stress valt me mee. Maar we staan wel áltijd aan. Mijn gezin is het wel eens zat. De jongste van veertien staat in het centrum van zijn leven. Dan zegt hij: “Word je nou alweer gebeld?” Dat is nog zo’n eigenschap: we zijn nieuwsgierig, willen niets missen.’
Jou zagen we in filmpjes hout hakken. Hoeveel kuub heb je gekloofd?
Arjan: ‘We hebben een paar bomen omgegooid en die allemaal verwerkt tot brandhout. Het was heerlijk om te doen: samen met die jongens, om beurten sjouwen en kloven. Maar vergeet niet dat ik voor en na de opnames van dat filmpje twee keer ben gebeld.’
Wat nemen jullie mee uit deze periode?
Liesbeth: ‘Ik ben erachter gekomen dat dit werk bij me past. Ik vind het een voorrecht dat ik onderdeel mag uitmaken van dit team en een aandeel heb in een hoofdstuk dat in de geschiedenisboeken belandt.’ Arjan: ‘Veiligheidsregio IJsselland bestaat uit twee onderdelen: een crisisorganisatie en de brandweer. Corona was de uitgelezen manier om het crisisdeel goed te leren kennen. Ik had niet sneller een band kunnen opbouwen met mijn collega’s. Het brandweerdeel is achtergebleven. In normale omstandigheden was ik al lang bij alle posten langs gegaan, daar heb ik een inhaalslag te maken. Wat Liesbeth zegt geldt ook voor mij: ik had het niet willen missen. Geen corona was nog beter geweest, maar als het er dan is, kun je maar beter een rol hebben en meedoen.’